woensdag 17 juli 2013

Veel te veel.

De dingen passeren eenvormig voorbij mijn ogen, waarvan de schellen zijn afgevallen. Lappen zoutig vlees voor de slakken in mijn tuin. Ik schrijf met oude, saaie, bedorven, domme, onzinnige, zwakke woorden en gelezen worden is de dood van de intenties van de auteur, dus hopelijk blijft alles verborgen.

Op een weide in augustus toen de drank stroomde en het bloed stolde en ik een aan me vreemde geur zo dichtbij me voelde en een jaar later ongeveer toen ik opkeek en geen verschil zag tussen onze gezichten. Geen kind meer, nog  geen man, nog niet. Brittney Spears. Wat een momenten. Wat was dat anders dan de eeuwigheid die mijn identiteit verdrong en zich in mij plaatste? Maar waar ben je nu? Wat is er toch allemaal gebeurd? Ik hoor dat je drie kinderen hebt. Hoe kon je? Ik heb zoiets niet gedurfd, en denk niet dat ik het zal durven. Voortdurend worden alle dierbare plaatsen en daden ontkracht, en op het einde zal ik in een dorre woestijn op mijn droge houten stoel zitten en lezen, lezen, andermans gedachten in mijn hoofd proppen, veiliger dan mijn eigen gedachten en herinneringen, die me verdrieten en verraden.

Ik kan niets meer schrijven dat niet over zichzelf gaat, wat de dood van al mijn expressie zal betekenen. Personages worden na een tijdje zonder enige mogelijkheid om het te stoppen mezelf en ikzelf word na enige tijd een personage, waarin ik mezelf niet meer herken. Zodat ik soms mijn schoenen uitschop na een dag werken en les geven en rond lopen als een kieken zonder kop en ik in de spiegel kijk en denk: “wie is dat toch?”  Hij is niet don Quijote en hij is geen Thomas More, hij is geen Erasmus Darwin en hij is geen Yossarian. Hij is geen Zarathoestra en geen Felix Guattari. Het principe van de exclusie eist op de lange duur dat hij niemand anders is dan ik, hoewel ik hem alleen van buitenaf herken.

Ik wil alles, ik wil in het verdriet en de vreugde delen en nooit meer alleen op mijn bed liggen. Zieke ree, stervend konijn, redeloze ogen die sterren zien maar ze niet begrijpen. Ogen die niets begrijpen en alles vatten. Mijn liefde is zo groot dat ik ze aan niemand kan geven. Ondeelbaar en monolithisch en warm is de wereld en de schoonheid is zo oneindig dat ik ze niet aan kan raken of durf aan te raken. Ze waren allemaal verkeerd, al die moderne denkers, er is niet te weinig, maar er is veel te veel. Ik ben een interpretatie van de natuur, en niet omgekeerd. Mijn geest is niet de nexus, maar slechts een perceptie van een onmeetbare kracht. Onmeetbaar, oneindig, onkenbaar, wat een nieuwe heiden ben je als je zulke dingen zegt, wat een anathema. Het kan me wat, wetenschappers van de wereld, nog maar net ontworteld van het schedelmeten en het aderlaten en het zonnewichelen. De methodische twijfel van de man met de meetlat hinkt de zekerheid van de gek en de ziener achterna.


Met monsters van voeten ga ik in de stroom staan. Ik heb hele brede tenen. Het water erodeert mijn vlees en verandert ze in ronde stenen. Ik ga kapot, ik ga weg, ik vervluchtig, zoals gedachten dat doen. Lang leve het einde, en de weg erheen.