woensdag 24 oktober 2012

Een ridder verblijft, legaal.


Enter, een corpulente man en een vrouw,

In tranen,

Stappen, centreren, en de man (een tenor) zingt,

“Pardon,

Dat ik met mijn voet in je kut ging staan,

Maar, dit moet je weten, skat,

Ik heb de handvoeten van een baviaan,

En kstamp de wereld plat.”

Ze kijkt in bewondering naar hem en

Zingt (bas).

“Oh rudy, oh guido, oh franky,

Ik ben een naïef oud loeder,

Gisteren was je nog een droom,

Vandaag,

 Voetafdruk in mijn baarmoeder.”

Kristallen vazen vallen uit de lucht,

Hij werkt aan de lopende band,

Maar niet te snel,

Zij zucht, zij krocht, zij slaakt,

Kreten en,

Ze heeft nog nooit van madame Bovary gehoord.

“De afwas, was, plas, zijn pik in de avond,

Stinkt naar koper,

Ik haat zijn okermond.”

En toch, de wereld draait,

In één richting,

Kracht en verandering zijn,

Stenen waarmee men wordt genaaid,

Gepaaid, kapotgemaakt.

Hij zingt,

“Fuck.”

Pus en been, het kruipt wat verder,

 Tijd voor wat anders, maar dit keer echt,

Bodemloos graf in de stroom,

De vingerlozen houden een kussengevecht.