woensdag 13 augustus 2008

Kunstenaar zal Gents museum opblazen.

Volgend jaar wordt een zeer speciaal en imponerend kunstjaar voor het Gentse Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, meer gemeenzaam bekend als het SMAK. Hunoot Smith, eigentijds opruier, extra-ordinair grafisch visionair en bohemien pur sang, organiseert in mei 2009 een grote happening waarbij het SMAK tot op de fundamenten vernietigd zal worden.

Wij ontmoeten Hunoot Smith nippend aan een frappuccino in de cafetaria van het SMAK. Na een korte begroeting begint Smith meteen aan een lange klaagzang over het gebrek aan goede frappuccino's in Gent. "Het is een godverdomde schande", zegt hij met zijn typerende Southern states Amerikaans accent, "Je kan hier overal twintig verschillende bieren kopen. Maar een goeie romige koffie is blijkbaar te veel gevraagd. A crying outrage." Wij besluiten maar om een beetje meewarig te lachen, maar voelen met onze knokige ellebogen dat dit geen makkelijk interview zal worden.

Het gevreesde gebeurt. Verscheidene keren tijdens het interview zijn we bang dat Hunoot ons op onze gezichten zal timmeren. Op sommige, al met al vrij banale, vragen reageert de kunstenaar door zijn in zwarte gewaden geklede lijf dreigend en vervaarlijk naar ons toe te buigen en met zijn vinger dreigend in onze richting te wijzen. Smith heeft ook de gewoonte om dreigend vanover zijn zware brilmontuur te kijken met een geringschattende blik om daarop wild en abrupt een donderende vloek te uiten. Ondanks al die vijandelijke tekenen is de man het charisma zelf en we kregen vaak de indruk dat we met een buitengewoon vlotte stofzuigerverkopen aan het spreken waren in plaats van met een gevierd kunstenaar. Het is geen sinecure om een dergelijk man te interviewen en een journalist kan maar beter al zijn truuks gebruiken om enige resultaat te bereiken.
Wij gaan, vervuld van kritische zin, al meteen de mist in en maken deze angstaanjagende man meteen kwaad.

Mister Smith, u bent in Europa nog niet zo bekend, terwijl u in de vs toch al een zeer grote bekendheid verworven hebt. Hoe komt dat denkt u?

Hunoot Smith: I really resent that question, ik heb een hekel aan die vraag. Hoe komt dat? Ja, ik weet het niet. Ben ik een socioloog of zo? Een culturele antropoloog? Ik weet het niet. Misschien zijn Europeanen wat trager. (zwijgt hardnekkig)

Oké, kan u dan zeggen wat er typisch Amerikaans is aan uw werk?

HS: Jesus Christ. Waar hebben ze jou vandaan gehaald? Net van school durf ik te wedden. Nu ja, ik zal je wat sparen en je iets vertellen over mijn werk. Je schrijft tenslotte niet voor een schoolkrantje neem ik aan? Of ga je me straks om mijn lievelingskleur vragen?

Absoluut mister Smith, vertelt u maar over uw werk.

HS: (fijntjes)Leuk dat je zo goed bent om me dat toe te laten! (plots ernstig, over zijn bril heenkijkend) Ik wil allereerst benadrukken dat ik niet zomaar een kunstenaar ben. In dit tijdperk van technische reproduceerbaarheid kan iedereen een kunstenaar zijn. Een kunstenaar zijn is banaal geworden. Iedereen kan een Michelangelo zijn en ik vermoed dat zelfs Leonardo Davinci de dag van vandaag geen groot succes zou hebben, of dat hij niet als buitengewoon beschouwd zou worden. Wat ik ben is iets geheel en al unieks. Ik heb eigenlijk meer gemeen met een terrorist dan met een kunstenaar. Terroristen hebben natuurlijk geen abstract conceptueel kader. Ze hebben geen benul, kennen vernietiging maar hebben geen kennis op zich. Dat heb ik voor op hen, voor het overige zijn we hetzelfde.

Hoe zou u uw werk omschrijven?

HS: Het is belangrijk dat je als je aan immens belangrijke projecten zoals de mijne werkt eerst jezelf omschrijft en dan pas je werk. Je legitimeert eerst je werk, je vertelt over je invloeden, helemaal op het einde ga je je kunst omschrijven. Het omschrijven van de kunst kan pas als alle zelfreferentiële beschrijving helemaal uitgedoofd is. Ik houd echt niet van die laatste fase. Maar het publiek vraagt erom, en je kan ze niet aan de kunstcritici overlaten, die weten niets.

Hoe zou u zichzelf dan omschrijven?

HS: Ik ben de engel des doods. (zwijgt, kijkt ons zeer indringend aan)

Meent u dat? U maakt een grapje nu?

HS: Ik maak nooit grapjes jongen. Ik weet dat ik de reïncarnatie van de engel des doods ben. Eigenlijk interesseert het me niet wat iemand anders daarvan denkt. Al wat ik zeker weet is dat ik een zekere taak te vervullen heb. Ik weet ook dat ik die taak binnen een legaal kader wil vervullen. De kunst heeft me dat kader geboden. De kunst is een vloek en een grote zegen.

Maar u doodt toch helemaal geen mensen? U bombardeert lege gebouwen.

HS: Dat klopt. Maar door de aard van de werkelijkheid waarin we leven zou het even goed zo kunnen zijn dat ik werkelijk gebouwen met mensen erin opblaas. Alleen zijn ze toevallig leeg. Voor een visionair is dat natuurlijk een enorme trivialiteit.

Hoe is de aard van de werkelijkheid dan veranderd? Een boom is toch nog een boom, een gebouw is een gebouw...

HS: (Hevig) Alleen voor het ongeoefende oog! Nee, de werkelijkheid is de laatste dertig jaar enorm veranderd. Het idee van de omdraaiing, de perversie van het alledaagse kwam voor het eerst bij me op toen ik jaren geleden een boek van Baudrillard (Franse filosoof en socioloog, nvda) over het simulacrum las. Het simulacrum houdt in dat we niet meer kunnen onderscheiden tussen werkelijkheid en illusie. Een gameshow werd plots even reëel en imminent als de oorlog in Vietnam of Irak. Dat betekent dat het gegeven dat mensen massaal sterven ergens ver hier vandaan, dat heel dat gegeven helemaal niet ernstig meer wordt genomen. Zoveel is duidelijk. Maar toen kreeg ik plots een ingeving, vanuit die triviale gedachte. Als doden niet serieus meer is, dan wordt niet-doden opeens uiterst ernstig. De enige voorwaarde voor de ernst is dat het uiterlijk van een dodelijke actie vervuld is. Een actie moet voldoen aan externe criteria om ernstig te worden, de interne criteria worden daarbij geheel overbodig. Een evenement zoals het bombarderen van een architecturale structuur, want ik spreek liever over evenement dan over happening, is een ideale gelegenheid om een extern dodelijk spektakel met een zeer grote ernst aan te vatten.

Wat vindt u van de reactie van uw goede vriend Karl-Heinz Stockhauzen (bekende klassieke componist nvda) op de tragedie van 9/11 in New-York?

HS: Wat zei Karl-Heinz alweer?

Hij vond de ontploffingen en de instortingen het meest schitterende spektakel dat hij ooit gezien had.

HS:(lacht)Ja, dat klinkt als Karl-Heinz. Hij heeft ongetwijfeld gelijk. Het was een onevenaarbaar spektakel. Ik ben maar een knoeier.

Vindt u het dan niet vreselijk voor al die slachtoffer die er gevallen zijn?

HS: (zwijgt een volle minuut) Ja. Ergens wel. Mijn menselijke kant vindt dat allemaal verschrikkelijk. God verbiede dat iemand die ik kende onder de slachtoffers geweest zou zijn. Maar ik heb al duidelijk gemaakt dat ik ook een andere kant heb, een minder empathisch individu, het is misschien een duistere zijde, een zijde met een duidelijke missie.

De dood simuleren...

HS: Niet helemaal. Mijn opdracht ligt bij de ontvangst, bij de spektakeltoeschouwer. Als hij gelooft dat er iets ernstigs, iets tragisch voorgevallen is, heb ik mijn doel bereikt.

U gaat nu het SMAK bombarderen. Hoe gaat dat in zijn werk?


HS: Van de grootste militaire luchthaven, ik weet niet precies waar precies in België die ligt, stijgt er om 1400 uur een B-52 op. Het vliegtuig zal rond kwart na 2 boven de bombspot, in dit geval het SMAK in Gent, zijn. Daarop cirkelt het vliegtuig nog een tijdje rond. Om 1500 uur exact, of op het negende uur volgens de bijbel, dropt de crew een bom van 500 kg op het SMAK. Het directe gevolg hiervan zal zijn dat het SMAK en een deel van de omringende vegetatie, er is daar één of ander parkje in de buurt, volledig in de vlammen zal opgaan.

Is dat veilig voor de omringende bewoners?

HS: Het is veilig genoeg. Maar je kan je niet voorstellen welke immense bergen papierwerk er dienen verzet te worden om toestemmingen voor alles te krijgen. Mensen, of beter ambtenaren, begrijpen ook dikwijls helemaal niet waar ik mee bezig ben. (zucht) Dat kan soms zeer frustrerend zijn. Maar ik verwacht dat we ook dit 140e bombardement tot een goed einde zullen brengen.

Hoe bent u eigenlijk bij het SMAK gekomen.

HS: De conservator van dat museum, mister Jan Hoet, heeft me in feite zelf opgebeld. Die man is een zeer groot fan van me. (lacht) Ik ontmoette hem voor het eerst toen ik jaren geleden een verlaten fabrieksloods in de buurt van Bilbao gebombardeerd heb. We zijn aan de praat geraakt en toen zijn de eerste plannen eigenlijk ontstaan. Maar ergens, along the way, zijn we het contact verloren. Ik kreeg het plots zeer druk, mocht overal ter wereld bommen gaan smijten. Toen het SMAK enkele jaren geleden in de schulden was gekomen heeft Jan me opnieuw opgebeld. Maar toen achtte ik de situatie niet ideaal. Wie wil er immers een verlieslatend gebouw bombarderen? Dat is zo nietszeggend. Nu is de situatie oneindig veel beter.

Is dat zo? Er bestaan geruchten dat het SMAK nu niet echt een goudmijn is. Dat Hoet weer met zware financiële problemen worstelt.

HS: Dat lijken me ongegronde speculaties. Ik heb de cijfers gezien. Het SMAK is kerngezond. Kerngezond en klaar om in duizenden stukken geblazen te worden. (lacht)

We kunnen alvast niet wachten tot het zover is. Hartelijk bedankt voor dit gesprek.

HS: Ja.

vrijdag 1 augustus 2008

Een levenslange begoocheling

Wij, uw mondane en welbespraakte held en toeverlaat in deze wereld, wonen sinds kort in een vijf-sterrengemeente. Althans zo heeft het productiehuis Sultan Sushi in nauwe samenwerking met de vrt onlangs bepaald. Wij, deze keer geen held maar Hammenaren, en ik reken mezelf voor de gemakkelijkheid maar tot de gelederen van de Hamse bevolking, slaagden immers met glans voor alle 'uitdagingen' van het vrt-programma Fata Morgana. Wel la-di-da, aanhoor mijn snedige vreugdezang.

Geef een groep mensen een cameraploeg, een opdracht en bovenal geen budget en laat ze, high op de golven van het wij-kunnen-het-groepsgevoel, alles zelf verwezenlijken. Dat is, in enkele woorden, het concept van Fata Morgana. Voor de televisiemaker is dat een ideaal scenario. Je hebt immers geen tientallen mensen, geen maanden voorbereiding en bovenal bijna geen budget nodig om je programma te kunnen maken, wat toch veeleer een uitzondering is in de wereld van de zogenaamde kwaliteitstelevisie. Je bedenkt een dom thema, zoekt naar enkele dwaze opdrachten en je belt een paar mensen die mee zouden kunnen helpen op en klaar is kees. Een nieuwe uitzending, klaar om op te nemen, is geboren.

Bovendien kan je je gierigheid en creatieve luiheid als televisiemaker op een zeer sterke manier rechtvaardigen. "Door beroep te doen op de solidariteit en de betrokkenheid van de man in de straat gaan we immers de verzuring in de maatschappij tegen", alzo spreekt de beeldenpingelaar. Hevig geknik van bovenaf, van het bestuur, van de goedbedoelende wandelende portefeuilles die, wat media en cultuur betreft, al lang alle visie verloren hebben. Van het feit dat de domme koppen van Stef Goossens en Geena Lisa mij spontaan doen verzuren zal ik hier niet eens een punt maken. Laat ons het fenomeen dat goedbedoelende, onbetaalde lieden fiks betaalde en hevig winstgevende televisie maken de proletarisering van de televisiecultuur noemen. Proletarisering, want het gaat hier om mensen die hun gezichten, lichamen, stemmen en vaardigheden voor de haast symbolische som van enkele seconden televisietijd verpatsen.

Televisiecultuur, want ondanks alle vooruitstrevende nieuwe technologie die ons op het internet wordt aangeboden, blijft de televisie het dominante discours bepalen.

De uitzending was, voor de niet-hammenaar, vooral een potje goeie ouderwetse uitlachtelevisie. De air van serieux en van wij-kunnen-het-verabsolutering sluitte elke mogelijkheid van relativering uit en zorgde ervoor dat we, een tijdje in de uitzending, naar 'In de Gloria' in het echt zaten te kijken.

We kunnen allemaal samen jodelen, we kunnen allemaal samen billenkletsen met lederhosen aan, we kunnen een blokhut bouwen, we kunnen een rodelbaan maken, ... wat dan ook. Elke opdracht was even klef, onnozel en smakeloos en werd desalniettemin door het gros van de gemeentelijke bevolking uiterst serieus genomen. We kunnen hen dat uiteraard niet kwalijk nemen. De ware leider des landes, niet Leterme of Reynders, de potentaat Nationale Televisie, heeft gesproken en wij hebben maar te volgen.

Wat heeft het ons nu allemaal bijgebracht, mijn lieve Hammenaren? We hebben nu een berghut in ons park. Schitterend. De rödelbaan wordt binnenkort naar verluidt weer afgebroken. Veel mensen houden waarschijnlijk een mooie herinnering aan het hele gebeuren over, ze zijn immers twee seconden in beeld geweest, hebben dicht bij Geena Lisa gestaan of wat dan ook. Dat is leuk, alleen jammer dat die leuke herinnering met nationale spot gepaard diende te gaan.

Fata morgana heeft alvast een hoop trouwe kijkers gewonnen. We merken binnenkort vast op dat die gemeente na ons toch maar een hoop gedegenereerde debielen bevat, in vergelijking met ons. "Met de Hamse bravoure kunnen de luiden van plaats X zich toch echt niet meten." Natuurlijk denkt iedereen in elke gemeente die ooit al heeft meegedaan exact die gedachte. Verzuring tegengaan, tribalisme stimuleren, zo heet het dan voluit. Vergeef me als ik niet begrijp wat daar zo schitterend aan is. Moslimterroristen zijn ook niet verzuurd, maar dikwijls zeer tribaal.

Laten we nu maar wat dansen, wild in de rondte, voor de verveling komt en ons allen opknabbelt.