woensdag 16 juli 2008

Nog even en het is alweer 21 juli.

Wij hebben, in alle eerlijkheid, geen zin om erover te lezen en geen lust om er nog bezig mee te zijn, met die hele communautair geïnspireerde nationale crisis, of hoe je deze impasse ook dient benoemen. Maar omdat velen onder jullie dit weekend op fattenfeesten onder het vreten van walgelijk veel beluga-kaviaar, het drinken van sloten Bourgondische wijnen en het uitslurpen van dozijnen oesters toch een mening wensen te verkondigen zal jullie opiniemaker hier zeer summier vertellen wat jullie moeten denken.

Ten eerste, wat de politieke clowns van de Standaard ook beweren, het ontslag van onze lieve eerste minister is niet onverwacht, schokkend of ook maar enigzins interessant. 15 Juli was de deadline waarnaar Yves was verwezen na de loodgieterstruuks van de afgelopen maanden. Was er werkelijk iemand die dacht dat de slappe en ongeïnspireerde figuur Leterme aan het hoofd van de slappe en ongeïnspireerde interimregering, want meer was er nooit, de problemen die al sinds het vastleggen van de taalgrens in 1962 bestaan gingen oplossen? Ik niet alvast. Dus fuck you Guy Tegenbos, als je beweert dat er ook maar iets onverwachts is aan het opstappen van Leterme kan je beter houthakker worden in Vancouver. In Canada, toch een zeer wijds land, is er naar verluidt plaats genoeg voor je egogereide en onnozele uitlatingen.

Ten tweede, in onze media vertelt men dat buitenlandse kranten die onze problemen niet begrijpen een tendentieuze versie van de feiten brengen. Oh ja? Laten we dat eens bekijken.
In de Guardian lees ik als titel; "Belgium goes to war with itself". Nogal sterk verwoord, maar wel accuraat.
Dan; "This is not about linguistic but deep-rooted cultural, economic and political differences in a country that was a proponent of a united federal Europe. Flanders, home to 6.5 million , has surpassed Wallonia, home to 3.5 million, in terms of economic output over the past 20 years and can boast a GDP per head of 124% of the EU average compared with just 90%. Its modernised "creative" economy generates 65% of Belgium's GDP."
Lijkt me behoorlijk hard te kloppen. Als je hier in België zelf dergelijke dingen zegt wordt dat natuurlijk onmiddelijk afgeschilderd als Vlaams-nationalistische slander. Maar een waarheid is, hoe je ze ook draait of keert, een waarheid en cijfers liegen niet, zoals het adagium gaat.

Willen we liever sofisme in plaats van waarheid? In de Standaard vandaag vertelt Cd&v boegbeeld Marianne Thyssen:
'We zoeken nu naar een formule waarin we ons ervan kunnen verzekeren dat er een sociaal-economisch beleid kan worden gevoerd, maar waarin we ons er tegelijk van kunnen verzekeren dat we een stevige staatshervorming krijgen'
Sociaal-economisch is het sussende toverwoord voor de Waalse en Vlaamse belligerenten en apaesementzoekers. Staatshervorming komt dan blijkbaar toch weer op de tweede plaats. Vreemd, ik en de mijnen dachten nochtans dat het daar in de eerste plaats wel om draaide? We vergissen ons vast!

Ik geef niets om Vlaanderen, ik geef niets om Wallonië en ik geef ook niets om Brussel en België kan wat mij betreft barsten. Inderdaad zijn sociaal-economische thema's veel belangrijker. Maar ik begrijp het, en de buitenlandse media met mij, nog steeds allemaal niet goed. Waarom kunnen we Brussel niet uitbreiden, de tweetalige gemeenschap in België niet openrekken? Wat is er dan plots gebeurd met al dat gepraat over toenadering tot Europa? Al dat tribalisme en antitribalisme lijkt me behoorlijk in tegenspraak te zijn met het idee van een verenigde Europese bond waar zowel Imannuel Kant als Monnet al naar uitkeken. Kunnen we deze onzin, dit gerommel in de marge niet achter ons laten? Het gaat om miljoenentransfers, maar wat zijn miljoenentransfers op een internationale schaal. Peanuts.

donderdag 3 juli 2008

Brief van Dokter V.

Beste F.

Nu we niet meer in een vertrouwelijke relatie met elkaar staan, nu we niet langer door mijn beroepseed gebonden zijn aan bepaalde deontologische codes kan ik je wel toegeven dat ik helemaal ondersteboven geblazen was van je scherpe geest en je fijne gevoel voor ironie. Ik ga onze gesprekken, ook al vonden ze plaats in zo'n strak therapeutisch kader, erg missen. Ik ga je alle dagen missen nu. Mocht jij tien jaren jonger zijn en ik, ongebonden, vrij van kinderen en man, en zonder die vervelende reputatie, dan... Ik weet het eigenlijk niet, ik kan me enkel voorstellen dat ik moederlijk over je bolletje wrijf. Jij hebt waarschijnlijk nood aan harde pompende begeerte, strakke lijven, blowjobs, zweet, dildo's misschien. Ik ben een seksueel wezen, maar hoe kunnen dergelijke dingen onze relatie nu niet kapotmaken? Ik ben, zoals je ooit eens opmerkte, een hopeloze platoniste. Ik ben ook een hopeloze pathetica, je zal me vergeven, want jij bent het zelf ook.

Je was helemaal zonder hoop toen je met me kwam praten. Je wilde vooral horen hoe uniek je situatie was. 'Mijn persoonlijke dalen en eenzame hoogten', noemde je ze. Ik kon je nooit de troost geven dat je zo uniek was, de DSM, de statistische handleiding voor de psychiatrie, verbiedt me dat. Nu geef ik je de troost dat je uniek bent. Niemand is op een sterkere manier bij me binnengedrongen dan jij. Maar laat ons even de pathetiek laten voor wat hij is. Je vroeg me wat ik deed, wie ik was, je zocht naar een opening om me te kunnen verleiden. Gezien je voorgeschiedenis en je vele promiscuiteitsproblemen kon ik er toen niet op ingaan. Nu, met dit schrijven, loop ik het vreselijke risico dat ik je genezing vertraag, afrem of zelfs teniet doe. Maar hoe egoïstisch het ook mag klinken, ik heb liever dat je niet geneest en me gekend hebt, dan dat je geneest en ik voor jou onbekend blijf.

Ik zal even antwoorden op je meest terugkerende vragen.

Ik ben 38 jaar oud, ik heb twee kinderen, een meisje en een jongen. Ik ben geen natuurlijke blondine. David Bowie, the Cure en Chopin draaien het meest in mijn cd-speler in de wagen. Ik ben getrouwd met een 42-jarige bankier. ons seksleven is goed, in de gangbare betekenis voor getrouwde mensen. Ik ben nooit echt verliefd op hem geweest, maar hij begrijpt me. Ik heb 8 seksuele partners gehad. Drie jaar geleden had ik een korte relatie met een chirurg in het ziekenhuis waar ik werkte. Ik was me ervan bewust dat hij een smeerlap was, maar ik had nood aan de opwinding. Ik wilde de lust voelen. Ik denk niet dat ik mijn man ooit nog de hoorndrager zal maken nu. Of: dat ik een andere man zal neuken.

Toen je me dat verhaal vertelde over hoe je de wereld langzaam zag veranderen, hoe ze donkerder werd, zoveel triestiger, toen je van je tienerjaren naar je twintigerjaren overging, dat was zo herkenbaar. Je zei dat het was alsof de aspirine die de knagende hoofdpijn op de achtergrond jarenlang tegenhield nu niet meer werkte. De drillende en borende pijnen in je sinussen worden er niet minder op, dat wilde ik je vertellen, maar negativiteit en pessimisme is me niet toegestaan, maar het wordt wel even beter. Tot de ouderdom je neerslaat.

Je sprak over ouderdom en jeugd, en over de vele parallellen daartussen. Je zou het je stokpaardje kunnen noemen, maar ik heb nooit gehouden van het beeld van een paard gereduceerd tot stok, tussen de benen van een of andere onfortuinlijke mens gekneld. Dat is te triestig, het doet geen eer aan. Laten we het erop houden dat je veel nadacht over oud zijn, zoals typisch is voor jonge mensen. Ik geloof dat wij, die al een dagje ouder worden, daar veel minder over nadenken. We denken sowieso veel minder. Ik denk dat de belangrijkste parallel tussen de oudere en de jongere zijn absolute afkeer voor het nuttige is. Wat ben je met nut, met die banaliteit, wanneer je al je grote gevoelens wil meemaken. Wanneer je wil leven? Zo gaat het met de jongere. En wat doet nut ertoe wanneer je oud en ziek bent en de dood om elke hoek loert? Maken jullie maar auto's met betere motoren en economischer brandstofverbruik, ik kan hoogstens nog als brandstof dienen, maar ik ben er niet mee gebaat.

In het begin van je therapie baatte er niets. De SSRI's, die je serotonine weer op een behoorlijke manier aan het werk dienden te krijgen, deden geen mirakels voor je. Je leek me één van die hopeloze gevallen te zijn, jong, lui, verwend door zijn eigen inactiviteit en hopeloos pessimistisch. Een geschiedenis van depressie in je familie daarbovenop en je geval was in de eerste tien minuten van ons gesprek al uitgeklaard. Manisch-depressief met histrionische borderline persoonlijkheidsstoornis, Lexapro en praattherapie. Honderden, wat zeg ik duizenden, euro's uit de zakken van je ouders kwamen mijn weg uit. En alles was goed in de wereld. Dinsdag Yoga, donderdag kookles, elke twee weken op stap met mijn twee hartsvriendinnen, elke maand een wip met mijn lieve man. Verder: de kinderen, een huisje in het zuiden, sporadische bezoeken aan mijn snel ouder wordende ouders.
Nog: een diep, diep gevoel van ontevredenheid. Huilbuien. Betekenisloosheid.

Nooit heb ik tegen een patiënt willen schreeuwen. Altijd ben ik de meesteres van mijn spel geweest. Maar niet bij jou. Er ontwikkelde zich langzamerhand een semantiek tussen ons, een intiem spel van betekenissen. Ik betrapte mezelf voortdurend op projectie. Ik begon te geloven dat ik van je hield. Maar ik hield mijn kaken stijf op elkaar geklemd.

Wanneer gebeurde dat? Wanneer werd je van dossiernummer 01786 tot mijn betekenissysteem in deze donkere wereld gepromoveerd?

Het regende, je zat kletsnat in de wachtkamer. Je had geen enkele poging ondernomen om jezelf af te drogen. Je las in een roman, je hoorde me niet binnenkomen. "F.", riep ik. Je keek op naar mijn gezicht, je ogen flikkerden, je glimlachte, je kreeg rimpeltjes rond je mond, je stootte een proestend geluid uit. Een zeer vreemd tafereel gezien je zware depressie. Dat proesten, die blik, je gezicht zelfs, het ging dwars door me heen, als de stralen van een of ander kwaadaardig MRI-toestel met mystieke krachten. Even later, in mijn consultatieruimte vertelde je me over één van je zelfmoordfantasieën. Die fantasieën, die bij zo ongeveer elke depressieve patiënt voorkomen, bestaan uit een lange vervelende keten van monotone elementen. Iedereen huilt steevast op de begrafenis, men is ontsteld wanneer men het lijkt vindt, de naasten kunnen een hele tijd niet meer functioneren. Eén uitverkoren persoon denkt eraan om zich van het leven te beroven, hij/zij zal na de dood van de zelfmoordenaar nooit nog een relatie kunnen hebben. Het is een wanhopige poging om de loop van de geschiedenis te beïnvloeden, om zich even belangrijk te voelen. Die waanbeelden zijn strontvervelend voor elke psychiater die een tijdje in het vak zit.

Wat mezelf betreft, zonder me te verschuilen achter de algemeenheden van mijn vak: alle verbale betekenissen zijn banaal. Woorden zijn strontvervelend. Alles is al eens gezegd. "Ik hou van je", "ik hou ook van je." Wat betekent het allemaal? Er is geen verband meer met de werkelijkheid, ik hou van je wil enkel nog zeggen "je bent van mij". "Je vader is gestorven", ergens zit ik daar op te wachten, want het zou de realiteit zijn. Mijn collega's zouden een hele kluif hebben aan iemand die zulke woorden uitspreekt.

Maar ik hield van je toen je tegen me sprak die dag. Ik gloeide. Ik wilde je mijn schoot aanbieden, je omhelzen, weet ik wat nog. Waarom deed ik dat niet? Ik zie geen enkele reden meer. Geen enkel motief van dat moment klopt nog. Nu ik zo zeker weet dat ik je niet meer zal zien, voel ik alleen nog mijn gedachteloze begeerte.

Ik wil je graag vragen of we een namiddag samen op bed kunnen liggen, of we een luie zondag samen door de stad kunnen flaneren. Waarschijnlijk kunnen we dat, maar ik kan het niet. Dat is een zeer jammere zaak.

voor altijd de jouwe
V.