woensdag 30 april 2008

De onpartijdigheid van fruit


Als er vandaag een uitspraak met een zeker waarheidsgehalte door mij kan neergezet worden dan luidt deze: ik heb vandaag zeer veel aardbeien gezien. Dat komt doordat ik vandaag op bezoek was bij een Limburgse aardbeienboer. Jos. Een degelijk 'dirt in the ground' type die Jos, ook niet te beroerd om het een en ander aan te klagen als dat moet. Dat boeren het niet makkelijk hebben bijvoorbeeld. Dat hij een aardbeienboer van de derde generatie is, maar dat hij zijn kinderen niet aanraadt om een vierde generatie te worden. Aardbeien worden gekweekt in grote glazen serres. Het is er altijd windstil. De hommels bestuiven de planten en de aardbeien hangen hoog en droog. Zo ongeveer een meter twintig hoog, schat ik. De aardbeien zijn altijd stil. Ze klagen niet, ze kniesen niet, ze hebben geen besef van de devaluatie en de inflatie in de wereld van de bewusten. Tussen die rijen loopt de boer, ook wel Jos genaamd, met zijn eeuwenoude boerenzorgen. Kan ik nog overleven? Ik scheur mijn broek aan dat fruit. Hij is vergeten hoe hij vroeger van de vruchten hield of wil dat niet toegeven. Hij is ook vergeten hoe zijn vader tegen hem zei dat hij nooit landbouwer mocht worden en hoe hij dat wel deed uit liefde voor de stiel.

Mijn stille bewondering voor de man en zijn noeste arbeid zorgden ervoor dat ik dit niet verried. Ik knikte alleen maar instemmend en hoopte een soort van riem onder een soort van hart te zijn. Ik begrijp zijn zorgen, het leven is onbarmhartig en hard voor ons allemaal, zeker als er wezens afhankelijk van je zijn. Maar laat één van zijn beide zonen alsjeblieft aardbeienteler worden.

dinsdag 29 april 2008

Echte mannen

Echte mannen flossen niet. Ze hebben slechts een zeer vaag besef van tandhygiëne. Echte mannen laten tandhygiëne over aan andere en meer fijngevoelige mensen. Mensen die een muziekinstrument spelen en poëzie schrijven. Echte mannen rijden met een bmw 'decapotabel' en luisteren naar Hip-hop, hard Rock, hardcore of trance. Je kan een echte man niet alleen laten of hij heeft een hand in de voorkant van zijn broek gestoken. De haren van een echte man zijn altijd vettig. Tijdens het liefdespel wil een echte man altijd bovenaan liggen of alleszins de overhand hebben. Echte mannen houden van vrouwen maar zullen dat altijd ontkennen. Echte mannen kunnen vals zijn, en ook agressief en drankbelust.

Echte mannen luisteren naar de muziek van Streisand en vinden haar een klerehoer. Echte mannen zeggen zeer vaak; "Hippiegelul" en "Romantische quatsch".

Echte mannen begrijpen niet wat er met dit land en de wereld gebeurt. Als ze het programma "Queer eye for the straight guy" zien worden ze misselijk.

Afgelopen vrijdag kwam ik des avonds een echte man tegen. We wachtten samen even stilzwijgend op de bus, want een echte man voelt wel iets voor het concept van het openbaar vervoer. "Heb je een sigaret voor me?" vroeg de echte man. Ik zag onmiddelijk hoe slecht zijn tanden waren. Herkenning en identificatie traden onvermijdelijk op. "Nee, ik rook niet", zei ik. Voorzichtig en met overduidelijke afschuw schuifelde hij achteruit. "Ik heb maar één long. Oorlogswonde, achtendertig scherven", voegde ik er vlug aan toe. Voor een echte man is maar één long hebben de enige aanvaardbare reden om niet te roken. Zichtbaar blij kwam hij weer wat dichter bij me staan.

"Weet je...", zei hij nadat hij van één of andere niet-echte man alsnog een sigaret had gematst. En toen zweeg hij. Voor een echte man is het duidelijk wat een andere echte man denkt nog voor hij zijn zin afmaakt. Dus zei ik: "Ja hoor. Tuurlijk weet ik dat." Vervolgens staarden we een tijdje minachtend naar de vrouw aan de overkant, die een verwijfde man naast zich meetroonde. Als een echte man een verwijfde man ziet bij een vrouw denkt hij onmiddelijk dat die vrouw de aanzetster tot de verwijfdheid is.

"Moet je dat zien", zei ik.
Hij speelde vlug en snedig in op mijn observatie: "Ja" Vervolgens vroeg hij, "Heb je..."
"Moeten we eens doen." zei ik.
"Daar komt de...", zei hij.
"Ja ik moet de..." zei ik.
"Oké dan...", zei hij.
"Tot dan", zei ik.

Echte mannen weten elkaar wel te vinden, zeker nadat ze een degelijk gesprek hebben gehad. Ik stapte op de bus en groette de buschaffeur. Toen ik me op een bank had neergepoot, want dat doen echte mannen, zag ik dat hij een hand in zijn broek had. De slechte geur die uit zijn mond kwam was zelfs vanop een afzienbare afstand nog te ruiken. De plicht schreeuwde me toe. Ik zette me recht en ging naast hem staan, benieuwd wat deze echte man te vertellen zou hebben. Een echte man moet onvermoeibaar zijn in zijn omgang met andere echte mannen.

De wereld is zo rijk en vol met wonderen, dat kan je niet geloven.

vrijdag 25 april 2008

Lieve Jean-marie,


Ik geef het toe, ik heb je niet altijd de sympathiekste onder de sympathiekelingen gevonden. En ik geef toe dat je argumenten over jongeren en het gebrek aan respect zeker een grond van waarheid hebben. Ik zelf heb niet zoveel problemen met die jongeren, misschien omdat ik zelf nog jong ben, hoewel ik toch ook regelmatig met jongeren werk en samenwerk. Maar ik heb dan ook nog nooit wat ze 'een concentratieschool' noemen gewerkt. Bij mij ging het alleen om 'witte scholen'. Tot mijn grote verbazing heet dat echt zo. Dat heb ik op Radio1 gehoord, en Radio1 mag dan al zijn kleine mankementen hebben, zo nu en dan, wat het hanteren van officiële terminologie betreft vertrouw ik de zender volledig.

Een pluimpje voor de lieve mensen van radio1.

Jij, JM, en ik hoop dat je het me vergeeft dat ik 'je' zeg en je JM noem, krijgt van mij geen pluimpje. Ik vind jou een erg vervelend mens. Ik vind iedereen die tegen me beweert dat hij of zij erg 'recht door zee is' trouwens onmiddelijk vervelend. Dan ben je een alleraardigste, toffe discussie aan het voeren, genuanceerd, met oog voor alle mogelijke problemen, maar plots komt er iemand op de proppen die persé 'recht door zee' wil zijn. Meestal gebaar ik nog van 'nee, nee, alsjeblieft, laat ons onze fijne conversatie nu." maar het is eens die zin eruit is, altijd te laat. De uiteindelijk onverbiddelijke oplossing dient zich nu aan en het moet nu ongezellig worden. De rechtdoorzeeërs zien het als een morele verplichting dat het ongezellig wordt. Net zoals God in den beginne 'het worde licht' schreeuwde, schreeuwen zij 'recht door zee' en worden we inderdaad beroofd van onze aangename duisternis.

Soms, tijdens momenten van mentale zwakte, lijken die middeleeuwen me wel wat. Een beetje formeel rond de pot draaien, met veel geijkte formules, en er geen zak om geven of je een beetje dichter bij iets als waarheid, redelijkheid of resultaat komt. Het helpt niets maar het houdt een mens wel bezig. En wat kan je meer wensen dan een beetje bezig zijn?

Dat is absoluut het hoogste dat je kan wensen.

En ach JM, ik weet het, de politiek heeft een zekere mate van besluitvaardigheid nodig. De politiek drijft op harde resultaten. Er is geen plaats in de politiek voor zweverig gezeik en gezwans. Politici zijn de meest gehate wezens op deze planeet. Ik zet die twee vaststellingen naast elkaar, nergens wordt er door mij een causale link gesuggereerd.

En ach JM, ik weet het ook, de jeugd heeft geen respect. En ik wil me ook niet afvragen of de jeugd ooit respect heeft gehad. Voor mijn part wel, het kan me niets schelen. Wat ik graag aan u zou willen vragen is net de clichévraag die aan elke jongere gesteld wordt die iets mispeutert: "Doe je dat thuis ook?"

Dan stel ik me voor dat je thuis aan tafel rond een rijk gevulde dis zit, ter ere van een of andere verjaardag van een of ander familielid. De conversatie kabbelt gezellig voort en er wordt gepraat om te praten, gewoon een beetje leuteren. En er passeren dan best wel belangrijke dingen de revue. De belangrijke vragen van het leven en het wordt later. Je zegt niet veel, maar je zit iedereen die spreekt op de welbekende norse manier aan te kijken. De conversatie wordt nu echt lyrisch en iedereen geeft zijn eigen visie op de zin en de oorsprong en het doel van het bestaan. Er wordt wat afgelachen, het leven is mooi. Maar het zint je niet, al dat gebabbel, en je onderbreekt je tante Ida zeer abrupt door met je vuist op tafel te slaan. Iedereen verstomt, alle ogen zijn op je gericht, langzaam begin je te spreken: "En nu ga ik recht door zee zijn." Je bent recht door zee en een kwartier later kent iedereen in zeven heldere punten de betekenis, de oorsprong en het doel van het bestaan. Discussie gesloten.

En ik stel me ook voor dat je des avonds in bed toch eens twijfelt, en dat je aan je vrouw vraagt of je het een beetje goed deed vanavond. Dat je haar antwoord niet afwacht en jezelf een schouderklopje geeft: "Goed gedaan Jean-Marie, je bent een goed en rechtvaardig mens."

Natuurlijk ben je een goed en rechtvaardig mens JM, maar daar gaat het helemaal niet om.

woensdag 23 april 2008

Only restaurations.

Revolutie is nog steeds een hip woord in bepaalde kringen. De links-intellectuele man en vrouw gelijk nemen het woord te pas en te onpas in de mond. Maar aan veel 'gewone' mensen is de revolutie niet besteed, hoewel ze heel veel te vertellen hebben over de kwalijke veranderingen van de maatschappij in de laatste twintig of meer jaren. Als je dan luistert naar de inhoud van hun klaagzangen op het leven dan hebben die in feite niet veel gemeen met een revolutie, behalve het feit dat ze een grote verandering wensen te zien. Verandering hoort bij revolutie. Maar het is niet genoeg om een verandering te willen om te kunnen spreken van een revolutie.

Het woord revolutie, etymologisch afkomstig van het Latijnse woord voor omwentelen, is wat zijn betekenis betreft intrinsiek gelinkt met de gewelddadige omverwerping van een maatschappij die intrinsiek als de vijand wordt beschouwd. De uitvoering van een revolutie betekent nietm inder dan de vernietiging van alle oude machtsstructuren en de verandering en radicalisering van de instituties. Voor wie ooit Marx en/of Lenin gelezen heeft is dat volledig duidelijk. Zoals Marx schreef in een brief naar de Communistische Liga in de nasleep van het revolutionaire jaar 1848: "De vernietiging van de invloed van de bourgeois democraten op de werkers, onmiddelijke onafhankelijke en gewapende organisatie van de werkers en het afdwingen van zeer moeilijke en comprommiterende omstandigheden van de onvermijdbare tijdelijke regering van de burgerlijke democratie - dit zijn de hoofdpunten welke het proletariaat en de liga voor ogen moeten houden..." Dat is natuurlijk nog maar de eerste fase van de revolutie, meer geweld zal nodig zijn en latere marxisten (van de eerste golf) gingen nog veel verder met hun gewelddadige voorspellingen en bezweringen. Vele mensen vandaag willen net dit geweld zien gebeuren, zij zijn vol vuur en willen, desnoods manu militari, de goden en de hemelen zien branden omdat zij zoveel lijden. Maar een verandering met gewelddadige middelen is nog steeds niet voldoende om van een revolutie te kunnen spreken.



De revolutie is gericht op het realiseren van een voorheen ongerealiseerde maatschappij. Zij is, in dialectische bewoordingen, de absolute antithese. Zij bevestigt niets en wil alles anders. Zij, de huidige klagende klasse in het westen, die zo vol zijn over de noodzaak van verandering, zij verlaten hier het pad van de revolutie. Zij willen hun I-pods, hun pc's, hun concerten, hun vrijheid en alle materiële en symbolische voordelen van de multiculturele democratische maatschappij, maar zij zijn tegelijk toch zo ongelukkig over de donkere zijde van die samenleving. Weg met de criminaliteit, weg met de vreemdeling, weg met de stagnatie en weg met de spirituele leegte. Weg met de liberale excessen van de nieuwe levensstijl, weg met de onvermijdelijke gevolgen die de vrijheid van meningsuiting en levensovertuiging met zich meebrengen. Zij willen geen revolutie maar een restauratie. De maatschappij moet er weer gaan uitzien zoals vijftig jaar geleden, zij moet gehomogeniseerd worden. De cake is te veel verkruimeld met exotische smaken. We moeten weer een goede ouwe appelcake krijgen.

Appelcake is de revolutie vreemd. "En als we geweld moeten gebruiken om die maatschappelijke homogeniteit te krijgen dan moet dat maar.", denken velen, "Neem ons onze verworvenheden maar af, zodat we onze verworvenheden kunnen houden." Of nog beter: we nemen ze onszelf wel af, want enig wantrouwen ten opzichte van de gevestigde orde is er natuurlijk ook nog. Dat is een tijdloos gegeven, even tijdloos als de ontevredenheid zelf. De Brabantse boerenopstanden van het einde van de 18e eeuw: restauratie. De Vlaamse ontevredenheidsopstaanden van het begin van de 21ste eeuw: restauratie. In de ogen van velen heeft het democratisch participatieve model zijn beste tijd gehad. Moeten we misschien terug naar de Leviathan van Hobbes? Ongetwijfeld zouden velen instemmend antwoorden.

Maar er is ook hoop te putten uit dit hele gegeven. Het voornaamste is dat er geen onverschilligheid is, dat er een zekere dynamiek is. Wie kan het beter verwoorden dan de filosoof met de hamer, die besnorde nar en fratsenmaker Friedrich Nietzsche: "De hoofdzaak is niet dat ze "terug" willen, maar dat ze - weg willen. Een beetje meer kracht, bevlogenheid, moed en artistieke kracht, en ze zouden omhoog willen - niet terug!" (Voorbij goed en kwaad, hfdst 1, 10, mijn vertaling) Een beetje meer artistieke kracht om het allesverslindende extreme conservatisme tegen te gaan, de ergotherapeuten en kunstleraren onder ons zullen het alvast graag horen. Laat ons hopen dat een dergelijk verkunstingsproces werkt, want veel andere uitwegen zien wij niet meer.

dinsdag 22 april 2008

Opa, the sequel.

Hij zag geel en er zaten overal buizen in zijn lijf. Tot zover het conventionele.
Ze vertelden tegen elkaar; "Hij ziet er erg slecht uit." en "Hij zal het niet lang meer maken", of "Laat het nu maar vlug gedaan zijn." Dat zegt men dan. Ik kon me er niet toe brengen om dat lichaam aan te raken, dat ding dat daar lag, niet meer mijn grootvader. Hij gaf me nog een hand op het laatst, zijn handpalmen waren klam, ik beeldde me allerlei groteske immunologische dingen in. Soms dacht ik erg blasfemische dingen, maar niet over God, wiens grote onverschilligheid wij hem zeker moeten vergeven. Waarschijnlijk werkt Hij in een plasticfabriek en is Hij zodanig gefocust op het spenderen van zijn zuurverdiende geld aan een of ander nieuw snufje van Sony dat hij niets anders meer opmerkt. "Nog enkele honderden euro's.", denkt hij elke keer opnieuw. En als je hem enkele euro's later dan vraagt of hij er veel plezier aan heeft, aan zijn snufje, dan lacht hij je uit: "Ik ben aan het sparen voor een mountainbike, nu, wat kan mij de Powerstation 3 nog verdommen." Gotterdammerung.

Vervolgens ging hij dood, opa, niet God. Ook; hij legde het bijltje neer, hij gaf zijn pijp aan sinte Maarten, hij danste zijn laatste wals, hij betrad zijn laatste oever, hij keek Chaaron in het gezicht. Een beetje peuterachtiger: hij was ribbedebie. Waarschijnlijk bescheet hij zich. Ik hoop dat ik als ik sterf, zo ongeveer in het jaar 2548, een enorme schijtplek achterlaat waar ik lag. Zo geef je je nabestaanden tenminste waar voor hun geld. Ze zeggen dat het cynisch is om zoiets te zeggen. Sommige mensen zouden nog geen grap herkennen als ze zestien meter zou zijn en een fluogroene boerka zou dragen.

Sommige mensen, breek me er de bek niet over open.

Hij gaf me nooit goede raad, hij was niet mijn held, hij was geen heilige, hij was geen voorbeeld voor andere mensen en ik heb hem nooit een zinnig woord horen zeggen.
Maar toch wou ik dat ik zijn lichaam het mijne iets meer geraakt zou hebben. "Een knuffel", zouden sommige mensen zeggen. Ze zouden waarschijnlijk ook zeggen: "Gezellig" en "Het is hier echt genieten" en "Gewoon lekker niets doen". Laat ik het maar houden op een aanraking met betekenis, een blijk van begrip, van het ene sterfelijke wezen tot het andere.

Als redelijk goed substituut daarvoor stak ik me weg achter humor, doorbrak ik pijnlijke stiltes met nietszeggen opmerkingen en kreeg ik regelmatig waterige ogen waarna ik over het weer begon. If you wanna talk about inadequate, well that's inadequate for you.

Ik flans graag Engelse zinnen tussen al het Nederlands, dan krijg ik de indruk dat ik loskom van al die flanellen lullen als Lampoo, Vandeloo en Daisnes. Met dank aan Herman Brusselmans die ik in de vorige zin schaamteloos plagieerde. Maar ook hij is een flanellen lul, een gevoelige jongen met een delicate pen. Hij houdt van honden. Ze zeggen dat dierenliefhebbers gevoelige mensen zijn. Men placht dan te zeggen dat Hitler ook van honden hield. Alsof dat ergens op slaat. Paris Hilton houdt ook van honden. Ik niet. Ik houd niet eens van mensen, waarom zou ik dan houden van iets dat nog dommer is?

Hij leeft ergens achter een vitrine. Hij heeft zijn woonkamer ingericht achter een grote glazen ruit in een bocht van negentig graden met het trottoir. Dat wil dus zeggen dat hij achter een groot straatraam zit. Hij vindt het blijkbaar een te grote moeite om gordijnen te laten installeren, of hij kan ze niet betalen. Misschien is er een speciale reden voor zijn exhibitionisme. Ik heb het raden naar zijn specifieke drijfveren. Elke dag na mijn werk passeer ik zijn vitrine en dan zit hij daar naar de voorbijgaande mensen te kijken. Hij is grijs, oud, ernstig en waarschijnlijk verdrietig of erg ziek.

De eerste keer dat ik hem zag ging er een schok door me heen. Het moet zo'n week na de begrafenis van mijn grootvader geweest zijn. Ik liep een beetje verdwaasd over straat, ofwel omdat ik de dag ervoor dronken was geweest, ofwel omdat ik de zintuiglijke indrukken van de drukke straten niet kon verwerken, waarschijnlijk een combinatie van de beide. Ik liep voorbij de hoeren aan het zuid, over het Sint-Annaplein de volgende straat in. Ik stapte nog een honderdtal meter en keek toen achteloos en weinig bewust naar rechts. De ademende vleeswaren die daar uitgestald zaten benamen me prompt de adem. Opa 2; Grootvader with a vengeance

Je dode opa met een hollywoodfilm vergelijken, dat noemt men: slechte smaak hebben. Wat er ook van zij, alle kenmerken van de regelrechte Hollywoodsequel gingen op. Ik dacht eerst: "Leuk, nog eentje, kan wel tof zijn." maar ook "Godverdomme, gaan ze nu weer uit datzelfde vaatje tappen." Het verhaal viel tegen, aangezien de man achter een glazen ruit zat, en de film dus stom bleef, maar zoals dat gaat waren special effect duizelingwekkend.

Sinds die dag is opa 2 mijn vrolijke metgezel. Elke dag passeer ik zijn raam en ik ben al zover gekomen dat ik hem nu elke dag met een vriendelijke hoofdknik begroet. Vooralsnog knikt hij niet terug. Maar het komt. Ik zou het erg treurig vinden mocht hij op een dag niet meer aan zijn raam zitten.

Als een goede ingebeelde kleinzoon ben ik erg bezorgd over hem. Hij kijkt nooit erg gelukkig. Is hij ziek? Heeft hij wroeging over iets? Heeft hij misschien één keer te veel de smeerlap uitgehangen tegen vrouwen en hij daar spijt van? Heeft iedereen hem in de steek gelaten omdat hij een onplezierige lichaamsgeur heeft? Is hij een gefrustreerde universiteitsemeritus, die nooit die ene vergelijking in overeenstemming met de rest van zijn theorie heeft kunnen brengen?

Op een dag, voor hij finaal verdwenen is, zou ik eens bij hem willen aanbellen. Ik zou hem zeggen: "Vertel me eens meneer, wat u zo dwarszit." Hij zou me alles vertellen. Ik zou geen angst voelen voor zijn lichaam en gaandeweg zou hij mijn hand voorzichtig op de zijne leggen. Hij zou zeggen: "Het is goed geweest." en dan zou hij me innig omhelzen.

Maar ik durf het niet, dat aanbellen. De werkelijkheid valt ook altijd zo tegen. Ouwe mensen zijn meestal niet rozig, melancholisch en gevoelig maar in de regel zijn ze klagerig, ouderwets en hopeloos woedend op alles wat naar jeugd ruikt.

Hij zou maar eens die ene uitzondering zijn. Dan zou ik nogal wat missen. Als je uitgaat van de slechtheid van mensen maak je niets mee in je leven. Kan je evengoed alleen in de woestijn gaan leven. Je zal het zien op een dag bel ik aan, en het zal me misschien wel voorgoed geestelijk verheffen. Tot die dag verblijf ik bij jullie, mijn goede vrienden, een neurotische twijfelaar in gelijkgestemd gezelschap.

zaterdag 19 april 2008

De ideale leegte

Ze stapte traag uit mijn bed. Rond haar linkerenkel droeg ze het kransje dat een andere adonis, waarschijnlijk grover en mannelijker dan mezelf, haar gegeven had. Voor de rest was ze zoals de natuur het bedoeld had. Onbezoedeld door textiel, roze, glanzend, geurend naar lijflijkheid en een beetje bezweet, een schitterende aanblik. Ze beet op haar lip en staarde wat afwezig naar buiten, met een speelse glimlach op haar lippen.

"Weet je." zei ze grinnikend, "Ik denk dat ik een seksuele platonist ben." Ik zette me een beetje verbouwereerd rechtop in mijn bed. "Oh", zei ik. "Ik vrij nooit met jou, maar altijd met het idee dat ik van je heb." Nu moest ik glimlachen, stralend, ik kon het niet tegenhouden. Maar haar ogen glansden van het vocht. Dit was geen spelletje, het was haar menens. "Jij bent alleen echt voor me als je geen lichaam bent, of je bent dan zoveel echter. Ik ben bang dat als mijn idee van je zou vervagen dat je dan ook weg zou gaan."

In veel opzichten was ze mijn tegendeel. Maar iets van mijn revolutionaire kracht trok haar bij me. Het gebeurde op een avond in december. Het was die periode waarin iedereen gek wordt omdat er weer een jaar voorbij is maar er niemand is die dat ook wil toegeven. Het was alweer winter, en ik vond geen vrede, mijn hele lijf voelde koud. Ik liep door de straten, niets te doen zoals ik dat deed en zoals ik dat nog steeds doe. Dan zij, met een wollen mutsje, allerschattigst, onvermoeibaar vrolijk. Ze interviewde mensen voor één of andere corporatieve reus. "Wat doet u op Kerstdag, meneer?" Mijn antwoord toverde een bezorgde uitdrukking op haar gezicht. Later vertelde ze me dat de onverdroten grappigheid van mijn antwoord haar een onpeilbare droevigheid verried. Dat was voor haar meteen duidelijk geweest. Ik kan me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren wat ik toen gezegd heb.

De grote verzorgende wolk die ze was moest me wel meenemen naar haar bunker. Een kale kamer waarin de weinige meubels een zeer distinctieve smaak verraadden. We hebben toen de hele nacht gepraat, de sterren weggepraat, of hoe zeggen ze dat met het cliché. Maar onze seks was geen bijzaak, die was er gewoon. Dat ging meteen, automatisch, ze was een fiets die ik nooit bereden had. En ik was een stijve hark met veel goede bedoelingen.

Het waarom van haar invitatie was me niet duidelijk. Ik ben een middelmatig gebouwde, middelmatig getalenteerde jongeman die het moeilijk heeft om zijn gedachten te focussen en bovenal geen baan kan houden. Zij was waanzinnig populair, meer dan doorsnee begiftigd met alle positieve eigenschappen waarmee een jonge meid begiftigd kan zijn.

Op een dag, we zagen elkaar al een twee maanden met een frequentie van zo'n tweemaal per week, legde ze het me uit. "In de normale wereld zijn wij natuurlijk niets voor elkaar. De wereld van het hier en nu bedoel ik, waarin ik werk en vrolijk ben, een succes in alle eerlijkheid, en waarin jij als een treurwilg je takken laat hangen." Dat was inderdaad zeer eerlijk uitgedrukt. De verbouwereerde blik op mijn gezicht spoorde haar aan om haast te maken met haar verklaringen. "Maar op een ander niveau zijn we als twee gescheiden elektronen, ver apart maar onoverkomelijk gelinkt. Als jij draait draai ik ook, ook al zit ik dichtbij de nevels van Andromeda en bevind jij je in de koude onvruchtbaarheid van Pluto de bijna-planeet."
Noem me een melige romanticus, beschimp me met de machokreten van de verenigde wereld, maar ik heb die avond gehuild als een peuter.

En later had haar stevige lichaam me te vertellen dat ze een Platonist was. Ze ging door, een en al tranen: "En hoe ik ook houd van jou als idee, dat is misschien niet genoeg.
Wat in tijd en ruimte gescheiden is, kan ergens anders nog samen zijn. En ik voel die verbondenheid met je als we samen zijn in al onze intimiteit. Maar de liefde verdraagt geen condities en geen voorwaardelijkheid."
Ik voelde het aanzwellen in mijn borst. In mijn trommelvliezen resoneerde, de tijd voorop, de echo van wat gezegd ging worden. Dat sloeg me neer en ik keek haar aan als een schaap op de slachtbank.
Maar ze liet het uitgesprokene alweer onuitgesproken en met een vrolijke stem spoorde ze me aan om me aan te kleden.

Ik zag haar na die dag niet meer. Ik hoop dat ze dit misschien zal lezen en dat ze zal weten dat ik aan haar denk. Ik weet dat ze gelukkig is en dat ze weet dat ik hoop op een hersteld contact. Maar er is natuurlijk geen haar op haar hoofd dat daaraan denkt, want zij vindt sequels fouten van slechte kunstenaars. Ik wil haar gewoon nog eenmaal aanraken. Het is zo waar dat we zo verschillend zijn. Om die gedachte moet ik altijd glimlachen, en zij, waar zij zich ook bevindt op dat moment, op een begrafenis of in de supermarkt, maakt niet uit, glimlacht dan ook.